Het festival Winternachten in Den Haag, gaf me een schrijfopdracht rondom het door hen vastgestelde thema ‘Whose house is this?’, dat ze leenden uit Home van Toni Morrison.
Ik deel hier een deel van wat ik schreef:
“Whose house is this?
Whose night keeps out the light in here?
Say, who owns this house? It’s not mine.
I dreamed another, sweeter, brighter
with a view of lakes crossed in painted boats;
of fields wide as arms open for me.
This house is strange.
Its shadows lie.
Say, tell me, why does its lock
fit my key?.”
Het komt uit Home, uit 2012, van Toni Morrison. Mijn literaire heldin.
De grote denker waarover ik dit najaar een boek publiceer.
Zelf had ik een ander fragment gekozen uit haar oeuvre – als ik eerlijk ben… Home is wat mij betreft niet per sé haar beste boek. En de tekst die ik zonet las is niet per sé haar beste metafoor of uitspraak.
Doch, de laatste zinnen inspireerden me wel:
“This house is strange. Its shadows lie. Say, tell me, why does its lock fit my key?”
[…]
Al die boeken die nog in mij groeien? Waar starten ze? Waar houden ze op?
Als het huis op mijn sleutel past, maar mijn sleutel schiet tekort blijkt bij de eerste, tweede – derde poging het huis te betreden, binnen te gaan, gebied toe te eigenen. Ik zeg: van mij. Maar al snel blijkt dat helemaal niet zo te zijn.
Is dat dan waar ik wil zijn?
Sommige mensen …hebben van die sleutels die alle deuren open krijgen.
Een loper heet dat. Toch?
Ik héb geen loper.
Ik ben geen loper.
Omdat.
Let wel: het was ook nooit mijn ambitie een loper te zijn.
Al lijkt het me soms – eerlijk? … een extreem aantrekkelijke kwaliteit.
Stel je voor dat je alle deuren open krijgt. Maar een loper?
In mijn taal – het Vlaams – betekent loper bijna hetzelfde als een druiper.
Of een sluiper. – Ik geloof dat ik dan toch liever een breekijzer ben.
Hoewel ik denk dat er nooit een baby geboren is die al prenataal besloot een breekijzer te worden. Een breekijzer te zijn.
Ik bén een breekijzer.
En deuren open breken, er zijn leukere dingen om te doen,
Maar iemand moet het doen toch? Iemand moet het willen.
Een cultuur van angst en onverdraagzaamheid
maakt dat mensen besluiten poortwachters te zijn.
Zij die besluiten wie er in komt en wie niet.
Zij die zowel toegang hebben tot de sleutel en het slot.
Hij wel, zij niet, het wel, hen niet.
“This house is strange. Its shadows lie.
Say, tell me, why does its lock fit my key?”
Soms droom ik dat ik dat door de grote kunstpaleizen dwaal;
het Louvre, het Prado, het MOMA, Reina Sofia laatst.
In mijn droom hangen de muren vol met mensen die op mij lijken.
In mijn droom beleef ik die luxe. Iets wat ik me in mijn dagelijks leven amper in kan beelden. Ik probeer te bedenken hoe dat voelen moet – die constante herkenning: dat de muren in de musea vol hangen met mensen die op je lijken.Dat de reclames op tv gevuld zijn met nog meer mensen die op je lijken. Dat de films, de series, de boeken, het hele narratief bevolkt is met mensen die op je lijken.
Dat je dagelijkse leven bestaat uit een al spiegeling, zo van:
Hey, ik. – Hey, ik. – Hey, kijk daar dan: ik!
Bevestigend lijkt me. Dat alles een spiegel is.
Dat het altijd over jou gaat.
Wow.
Die vanzelfsprekendheid. Die is denk ik – beeld ik me dan in – zo vanzelfsprekend, dat je er nooit bij stil hoeft te staan.Luxe lijkt me dat. Als een warm bad met een dikke laag schuim – van Rituals.

Een spiegeling die je altijd en immer ten deel valt en die zo vanzelfsprekend is dat het je niet eens hoeft te zien. Ik ben daar best jaloers op.
Dat je daar dan nooit over na hoeft te denken.
Wow.
Het toppunt van privilege. It is. Punt.
En wedden dat er mensen zijn – hier en nu –
die zich beledigd voelen dat ik dat woord gebruik.
Want zij hebben ook een moeilijke jeugd gehad.
Of waren niet bepaald met een gouden paplepel in de mond geboren.
Maar daarover heb ik het geeneens als ik het over privilege heb.
Want tot op bepaalde hoogte heb ik ook privilege.
Ik heb totaal geen moeite om dat te zien en toe te geven,
Maar er is altijd baas boven baas.
Stel… dat ik zou kunnen verdwalen in een canon die altijd over mij
en mijn mensen zou gaan.
Stel je voor dat de mensen op foto’s en de schilderijen op de muren van alle grote en kleine musea mij en mijn geschiedenis weerspiegelen.
Stel, dat het melkwitte haast doorschijnende vel van de meisjes van Vermeer opeens in de tint van mijn confronterende Zwart zou zijn.
Dat de zittende vrouw aan het virginaal
een zittende vrouw met een kora zou zijn – en voor wie eventueel onbekend is met de kora: het is een Afrikaanse harp.
Ja, stel je voor dat het virginaal
“gewoon” een West-Afrikaanse kora met 21 snaren zou zijn of een djembé.
Met een kersvers opgespannen vel.
Dat haar wangen niet rozerood geverfd zijn om blos te suggereren.
Dat haar Afro strakgevlochten is
in flinterdunne Senegalese cornrows,
of dat ze een kroon heeft van kroes,
vrij krullende lokken of
getwiste babylocs zoals de mijne
– kruldefinitie 4B of 4C.
Stel dat het centrum niet bij jullie zou liggen witte mensen, maar bij ons?
Stel je voor: U de sleutel, ik het slot.
– copyright: Neske Beks
[blog: een dag voor het optreden op het festival bezocht ik het het Mauritshuis, een museum dat ik – besef ik nu pas – steeds onbewust ontweken heb. Er is tot oktober een fototentoonstelling die een ander narratief en blik binnenbrengt en met name de hertaling van Anton Corbijn en Kevin Osepa raakten mij diep en brachten een stukje herkenning en spiegeling. En oh wat een prachtige portretten van witte mensen heb ik gezien. Het is niet zo dat ik er niet van kan genieten, integendeel: het is ook mijn canon, ook mijn curriculum.
Het was pas toen ik op het plein in Den Haag liep en mijn Haagse vriendin Rahina belde dat ik besefte dat mijn tekst naadloos aansloot bij de ervaring van in het Mauritshuis lopen; het slavernijverleden van het huis en zijn (voormalige) eigenaars, Het niet vinden van mezelf – sterker nog: het vrouwbeeld dat Viviane Sassen er toont staat mijlenver van mij af etcetera. Ik werd overmand door emotie en barstte kort in tranen uit. Verwerking gaat altijd met horten en stoten bij mij… Ik liep nog even naar het Binnenhof terug en staarde lange tijd naar het Torentje. Oh oh Den Haag. ]