Al jaren trekt ze aan me. Vanaf de eerste keer dat mijn witte oma (die officieel Johanna heette, ik draag ook haar naam) aan me uitlegde wie Nelson Mandela was en wat Apartheid betekende. We zaten in haar woonkamer en er was een nieuwsuitzending die de aanleiding gaf. Ik begreep dat in dat land mijn oma niet in staat zou zijn geweest om van mij te houden zoals ze dat deed. Ik was een jaar of acht.
En nu – zo’n 42 jaar later, ga ik naar Johannesburg, ga ik naar het land van Nelson, Winnie, Steve, Myriam én vele andere strijders die mij inspireren, die me van jongsafaan geïnspireerd hebben en dat tot mijn dood zullen doen…
Ik ben bang. En verheugd.
En verheugd. En bang.
‘Waarom?’, vragen de meeste mensen.
‘Apartheid’, zeg ik dan.
‘Dat is voorbij toch?’, zeggen de mensen dan.
Ik tel in generaties en in intergenerationeel doorgegeven kracht en trauma. In lichaamswijsheid en dat alles – dus echt alles… ook gebouwen en dingen en taal – spirit heeft.
Maar hoe leg je dat uit aan mensen die met name lezen wat in de kranten staat en geloven wat op tv wordt gezegd.
Het goede is dat ik heel zuiver voel dat me in Zuid-Afrika een groot transformatief iets staat op te wachten.
Dat is een gunst die ik met wijdopen armen ontvang.